maandag 13 maart 2017

Bedrijfskundig onderzoek bij MMC in Veldhoven

foto ED van gevel MMC te Veldhoven
 
Fontys student Per-Olav Kloppers van de studierichting Technische Bedrijfskunde heeft  een afstudeeropdracht uitgevoerd bij een bijzondere  organisatie, namelijk een ziekenhuis. In dit geval het Maxima Medisch Centrum in Veldhoven. Dat is natuurlijk geen doorsnee productiebedrijf waar een technisch bedrijfskundige meteen weet wat hij moet doen. Per-Olav kende het ziekenhuis al, omdat hij er eerder vakantiewerk heeft gedaan.

 
Van alle bedrijfskundige processen in dit ziekenhuis heeft de student  gekeken naar het schoonmaakproces, niet het meest sexy, maar wel een essentieel proces. Iedereen weet intussen wel dat in een ziekenhuis meerdere bacteriën  zich kunnen ontwikkelen en dat sommige daarvan resistent zijn geworden en niet meer met antibiotica zijn te bestrijden. Zo heeft bijvoorbeeld de MRSA-bacterie grote gevolgen gehad voor patiënten en de hele ziekenhuisorganisatie. In een ziekenhuis liggen juist zieke en ook hele kwetsbare patiënten, die extra gevoelig zijn en voor wie een besmetting ernstige gevolgen kan hebben.
Het schoonmaken van verpleegafdelingen , het reinigen van bedden en operatiekamers, het steriliseren van medische instrumenten en het ontsmetten van sanitaire ruimtes zijn daarom heel belangrijk.  
Het Maxima Medisch Centrum  heeft enige jaren geleden samen met een landelijk actieve schoonmaakorganisatie een Joint Venture opgericht met de mooie naam Sens !  
Een joint venture is in dit geval een slimme constructie, omdat men dan de schoonmakers niet hoeft in te huren (wat duurder is) en het schoonmaakproces niet helemaal hoeft  uit te besteden aan een specialist. Nu zijn beide organisaties direct betrokken bij de uitvoering en de resultaten.  De eventuele positieve resultaten worden gelijkelijk verdeeld. Wel is het zo dat in de politiek recent is afgesproken dat ziekenhuizen geen winsten mogen uitkeren aan aandeelhouders, al had de VVD dat liever anders gezien. De winsten moeten dus opnieuw geïnvesteerd worden.
Bij deze nog jonge organisatie Sens! werken inmiddels ruim 200 schoonmakers, maar gaat nog niet alles naar behoren. Er worden meer mensen, uren en middelen ingezet dan begroot en afgesproken, om toch de vereiste kwaliteit te kunnen leveren. Na een omvangrijk onderzoek heeft Per-Olav de ernst en mogelijke oorzaken vastgesteld, waarbij een te hoog ziekteverzuim, veel flexwerk en een matige organisatie de hoofdoorzaken zijn. De technisch bedrijfskundige heeft daarvoor een aantal  oplossingen aangedragen, waar Sens en het ziekenhuis mee verder kunnen.
Het eindresultaat was voldoende en daarmee heeft Per-Olav kort geleden op 9 maart 2017 ook het bachelorsdiploma behaald. In een feestelijk versierde zaal van het Evoluon heb ik nog een korte toespraak gehouden. 

Op deze manier kan bedrijfskundig onderzoek voor waardevolle organisatorische verbeteringen zorgen op het gebied van planning, inkoop, logistiek, personeelsmanagement en organisatie , juist ook in de gezondheidszorg.

Alle Fontys afgestudeerden Technische Bedrijfskunde Maart 2017

Per Olav Kloppers , 4e van links, tijdens diploma-uitreiking.




dinsdag 13 september 2016

Internationale Cultuurverschillen belangrijk bij Marel.



International Business

In het 3e jaar krijgen de Deeltijdstudenten van de Fontysbachelor Technische Bedrijfskunde een project 11/12 dat de titel heeft International Business.
Om het project te kunnen uitvoeren moeten de studenten een bedrijf zoeken dat mee wil werken om de internationale dimensies vanuit de verschillende invalshoeken te belichten. Een aantal ondersteunende vakken zoals macro-economics, supply chain management, business ethics, global procurement, new market strategy  en international culture helpen daarbij en leveren met hun taken en opdrachten een bijdrage.

Een groep studenten bestaande uit Wouter Hendrickx, Willem-Jan van Rooij, Hans Sterken en Terence Smits hebben deze opdrachten uitgevoerd voor het bedrijf Marel, dat 4600 werknemers telt en vestigingen heeft in meer dan 30 landen.  Het bedrijf produceert machines en systemen voor de verwerking van pluimvee, vis en vlees en heeft een productie- en servicefaciliteit in Boxmeer.

In de lessen hebben studenten kennisgemaakt met de theorie over organisatiecultuur en het verschijnsel internationale cultuurverschillen op basis van het bedrijfskundige standaardwerk van prof. Geert Hofstede: “Cultural Differences”.




Hofstede heeft op basis van gedegen onderzoek vastgesteld dat landsculturen van elkaar verschillen op een beperkt aantal dimensies. Dat zijn:

- machtsafstand (powerdistance index ),

- individualisme versus collectivisme,

- masculiniteit versus feminimiteit,

- onzekerheidsvermijding (uncertainty avoidance index) en

- lange versus korte termijn oriëntatie.  

Voor ruim 75 landen heeft Hofstede de scores op deze dimensies vastgelegd op basis van resultaten uit vragenlijsten. Daarmee kun je twee of meer landen met elkaar vergelijken en vaststellen waar de verschillen groot zijn en mogelijk voor (culturele) problemen kunnen zorgen. Hofstede noemt een landen- maar ook bedrijfscultuur “een vorm van collectieve mentale programmering die kenmerkend is voor leden van een groep, bedrijf of land.   Het gaat hierbij dus niet om culturele uitingen zoals kleding, folklore, geschiedkundige, klimatologische of geografische verschillen tussen landen. De dimensies zijn van groot belang hoe mensen reageren op gebeurtenissen en in verschillende situaties. Wat vindt men normaal of gewoon en wat is juist abnormaal ?


Deze onderliggende dimensies of waarden, opvattingen en houdingen van mensen zien we terug in concrete situaties van leidinggeven, organiseren, vergaderen, samenwerken en omgangsvormen  binnen bedrijven en organisaties. Studenten moeten leren daarvoor enige gevoeligheid te ontwikkelen en moeten zich inleven hoe het is om in China of Brazilië zaken te doen of dichterbij in België of Duitsland. Ieder mens heeft de neiging vanuit zijn eigen achtergrond en opvoeding te reageren op gebeurtenissen en dat heet met een mooi woord egocentrisme. We moeten echter voorbij vooroordelen & waardeoordelen en proberen juist begrip op te brengen voor deze verschillen. Net zoals verschillen van meningen kunnen bijdragen aan een goede dialoog.

Interessant bij het bedrijf Marel was het gegeven dat zij de 30 landen waarin zij actief zijn en vestigingen hebben, ingedeeld hebben in zes clusters  waarbij heel verschillende landen zijn samengevoegd:

Cluster 1:  Nederland, België, Duitsland en Oekraïne

Cluster 2:  Frankrijk, Zwitserland, Spanje, Chili en Brazilië

Cluster 3:  China, Turkije, Zuid-Korea, Japan en Australië  etc.

Het is niet duidelijk op basis waarvan deze indeling is gemaakt. Misschien op basis van logistieke stromen vanuit bepaalde productie- of distributiecentra, of bepaalde product/marktcombinaties? Bij andere multinationals gebeurt dat vaak op basis van geografische ligging (Noord- en Zuid Amerika) of taalverwantschap (Engels, Spaans, Slavisch, Aziatisch) of wettelijke kaders (EU, VS, BRIC-landen). Het interessante van de visie van Hofstede is dat je een dergelijke indeling juist ook zou kunnen en moeten maken vanuit een visie op culturele verschillen.

De studenten hebben Nederland met vier andere landen, te weten Duitsland, Japan, Saoedi-Arabië en Brazilië vergeleken en de grootste cultuurverschillen eruit gelicht en “vertaald” naar concrete bedrijfssituaties. Voor de verschillende landen zijn ze daarbij te rade gegaan bij medewerkers van Marel die de meeste werkervaring hadden met het betreffende land. In de vorm van een interview zijn concrete gebeurtenissen,  voorvallen en ervaringen besproken.

Daarna hebben de groepsleden ieder individueel voor één land aanbevelingen gegeven hoe je het beste de kloof kunt dichten of een brug kunt slaan over de culturele en bedrijfsverschillen.  Al met al een prima resultaat voor school, maar hopelijk ook voor het bedrijf. Groepslid Terence Smits, die ook zelf werkt bij het bedrijf, zal het rapport aanbieden aan het Management van Marel. Met een dergelijk project ontstaat een win/winsituatie voor studenten en bedrijf.  Niets is zo praktisch als een goede theorie.          

  

 

donderdag 1 september 2016

Besparingen op verpakkingen bij MCB


ing. Daan Wesselink bij de diploma uitreiking

Afstudeeronderzoek naar Verpakkingskosten MCB

Daan Wesselink heeft in het kader van zijn bachelorstudie Technische Bedrijfskunde bij Fontys zijn afstudeeronderzoek uitgevoerd bij MCB in Valkenswaard gedurende de tweede helft van 2015 tot begin 2016.

De Metaal Compagnie Brabant cv, opgericht in 1941 is een groothandel met een assortiment van 25.000 voorraadartikelen in metaalproducten zoals platen, buizen en profielen. MCB kan allerlei afmetingen en kwaliteiten leveren van staal, non-ferro en aluminiumproducten.

Sinds de financiële en later economische crisis vanaf 2008 heeft ook de industrie en vooral ook de bouwbranche ernstig te lijden gehad van een afnemende vraag. Grote toeleveranciers zoals MCB hebben daar ook mee te maken gehad  met uitschieters tot wel 20 % lagere afzet.

De laatste jaren hebben daarom een aantal bedrijfskunde studenten van onze opleiding onderzoek gedaan om te komen tot kostenbesparingen bij MCB. Zo is er onderzoek geweest naar het gevoerde assortiment. Kan dat inkrimpen zonder dat klanten ontevreden worden? Hoe staat het met de opgeslagen voorraden? Zijn die nog allemaal courant? Er is gekeken naar transportroutes, het aantal eigen vrachtauto’s en opleggers en zelfs naar de beladingsgraad van de transportmiddelen.  Kan het efficiënter? Dat heeft geleid tot de nodige aanbevelingen, die ook zijn ingevoerd.

Daan heeft een nieuw onderzoeksgebied gekregen, namelijk verpakkingen en verpakkingskosten. Op het eerste gezicht lijkt dat veel minder relevant, omdat het niet het primaire proces betreft. In het begin werd er door medewerkers dan ook een beetje lacherig over gedaan. Verpakkingen??
In eerste instantie bleek dat er niet veel gegevens werden bijgehouden over verpakkingen. Een bewijs voor het feit dat men het weinig serieus heeft genomen tot nu toe.
Naarmate Daan echter steeds dieper in de materie dook, bleek wel degelijk dat het om grotere bedragen gaat. Alleen al in 2014 ging het om bijna € 7 miljoen aan verpakkingskosten, verdeeld over een derde deel materiaal- en tweederde deel arbeids-kosten. Aan Daan de edele taak om te proberen deze met ongeveer 10% te verminderen en dat zou dan een jaarlijkse besparing betekenen van een half miljoen Euro. Toch echt de moeite waard.   

Bij een afstudeeronderzoek hoort ook een bedrijfskundig onderzoeksmodel. Daan heeft daarbij het SIPOC-model (Sigma 2008) en PBOI als inhoudelijk logistiek model gebruikt. Daarmee kon hij systematisch zijn onderzoek uitvoeren.

Daan heeft geïnventariseerd om welke verpakkingsmaterialen het allemaal ging. Dat bleken vooral houten servicepallets te zijn, karton, papier en folie. Hout zorgt voor tweederde van deze materiaalkosten. Daan heeft vervolgens gezocht naar besparingsmogelijkheden door minder en een terugkerend gebruik van hout en eventuele alternatieven voor hout. Hierbij spelen overwegingen op het gebied van duurzaamheid en minder milieuschade ook een rol. Daarnaast moest er ook gekeken worden naar de functie van verpakkingen? Is het nodig tegen weersinvloeden bij opslag en transport of biedt het bescherming tegen beschadigingen of is het alleen ter versiering en naamsbekendheid?  

Bij de afstudeerpresentatie bleek dat Daan inderdaad goedkopere alternatieven heeft gevonden zoals bretten in plaats van service – en euro-pallets die veel duurder zijn. Daan gaf ook aanbevelingen om pallets intern her-te-gebruiken in plaats van mee te sturen naar de klant.  Voor kunststofplaten vond hij een gelijkwaardig alternatief in de vorm van  goedkoper, vochtwerend karton. Alles bij elkaar voldoende om de doelstelling te halen.

Na presentatie en verdediging van zijn onderzoek heeft Daan de opleiding kunnen afronden en is hij nu een bachelor. Bij MCB is hij ook opgevallen, want toen hij klaar was kreeg hij meteen een baan aangeboden als Sap consultant binnen MCB . Een beter compliment kan je niet krijgen.    

Daan in zijn nieuwe functie bij MCB
     

 
Daan bij de ondertekening van zijn bachelordiploma.

 

woensdag 2 maart 2016

Fontys TB-stagiair helpt bedrijf met duurzaamheidsvisie.

Onderstaand artikel is ook gepubliceerd in de BEnT-nieuwsbrief van mei 2016.

Trots toont TB- stagiair Jop Verbruggen het certificaat
Bijna een half jaar heeft bedrijfskunde-student Jop Verbruggen het bedrijf AMI geholpen met het uitzoeken van de meest geschikte duurzaamheidsbenadering en daarna ook het realiseren van de eerste stap, het behalen van het certificaat volgens het Cradle to Cradle keurmerk. Dat is allemaal gelukt en bovendien heeft Jop ook de vervolgstappen uitgezet voor de komende jaren. Een topprestatie.
Een bedrijf bewust maken van de noodzaak om een duurzaamheidsvisie te ontwikkelen en daarna ook nog te realiseren kost tijd en overtuigingskracht. Jop heeft daarvoor een vooronderzoek gedaan bij een aantal stakeholders van het bedrijf AMI. Aangezien AMI gespecialiseerd is in aluminium producten voor de bouwsector, zoals deurbeslag, werden grote bedrijven benaderd zoals Bam Utiliteitsbouw, Heijmans, Janssen- de Jong, Ballast Nedam, Laudy bouw & ontwikkeling  en uitgezocht wat zij al doen aan duurzaamheid. Daarnaast heeft Verbruggen ook uitgezocht welke milieu- en duurzaamheidscertificeringen en -keurmerken er tot nu toe in de markt zijn. Dan kun je denken aan ISO 9001, 14001 of de  MVO-prestatieladder, Cradle2Cradle of  BREEAM-nl (Green Building Council).  De resultaten zijn gepresenteerd aan de directie van AMI en daar is het besluit genomen om te kiezen voor de Cradle to Cradle benadering en certificering , die deels ook een voorwaarde is voor een BREEAM-keurmerk. De Cradle to Cradle visie is ontwikkeld door de Duitse chemicus Michael Braungart en de Amerikaanse architect WilliamMcDonough. Zij streven naar volledig gesloten kringlopen zonder afval en verlies van kwaliteit, onder te verdelen in een biologische en technologische kringloop. 
Jop Verbruggen heeft daarna contact opgenomen met de betreffende certificeringsinstantie EPEA en C2CPII en nagevraagd wat daarvoor allemaal nodig is. Aan de toetsingsprocedure zijn kosten verbonden voor een haalbaarheidsstudie, certificering en audit.  Jop heeft ook uitgezocht dat een bedrijf daarvoor subsidie kan aanvragen bij Limburg Makers. Zij voeren een stimuleringsprogramma uit, met de naam KennisCheque,  van de provincie Limburg, de NV industriebank LIOF en de Kamer van Koophandel.  Jop heeft alle formaliteiten verzorgd en daarmee een subsidie binnengehaald.
AMI is een bedrijf met zo’n 70 werknemers dat aluminium producten levert voor de bouw. Dat kan zijn deurbeslag en panelen, gemaakt uit aluminium plaatmateriaal, staven of profielen.
Aluminium is een onedel metaal en gevoelig voor corrosie(roest) tenzij het behandeld is door een beschermende poedercoating (laklaag) of door het anodiseren(elektrolytische behandeling). Het aluminium winnen uit aluminiumerts is een zeer kapitaal-  en energie-intensief productieproces. In Nederland bestaat zo’n ALuminiumsmelterij in DELfzijl, afgekort ALDEL sinds 1966. Sinds kort overgenomen door het Duitse bedrijf Klesch.
Om voor certificering in aanmerking te komen, moest Jop alle leveranciers benaderen en betrouwbare, verifieerbare  informatie verzamelen over herkomst, samenstelling en percentage recycling in de betreffende grondstoffen of halffabricaten en door middel van ondertekende verklaringen. Een hele klus, omdat leveranciers ook in het buitenland zaten en de vragen in het Duits of Engels moesten worden gesteld. Samen moesten deze leveranciers meer dan 85% van het gehele productassortiment omvatten. Dat is gelukt en op basis hiervan heeft AMI het eerste certificaat behaald (brons).
Jop Verbruggen heeft bovendien een prima stagerapport en competentiedocument opgesteld dat een prima beoordeling heeft gekregen. De Fontys Technische Bedrijfskunde opleiding mag trots zijn op deze bevlogen student die als volwaardige adviseur en professional het bedrijf heeft geholpen grote stappen te zetten op duurzaamheidsgebied. Binnen het curriculum wordt aandacht besteed aan duurzaamheid in het 1e jaar, Duurzaam Ondernemen (2e jaar, project 7/8) en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in het 4e jaar (project 13/14).  
De opleiding zelf heeft ook meegedaan met de SustainaBUL beoordeling voor hoger onderwijs in 2015.

        
Bijzonder is ook dat enige tijd later een andere student van Fontys Technische Bedrijfskunde, te weten Rik Peeters een vervolgonderzoek heeft gedaan en verbeteringen heeft doorgevoerd waardoor ook het Zilver predicaat is verstrekt aan AMI.  Hieruit blijkt het belang van een hbo-instelling voor het verduurzamen van bedrijfsprocessen en het bevorderen van circulaire economie. 
In februari 2019 heeft de onderzoeksgroep en impulsteam Circulaire economie van Fontys ook een projectsubsidie ontvangen van 300 k€ om het MKB in de regio hiermee te helpen. Deze stageopdrachten passen daar prima in. 
   

zaterdag 27 februari 2016

Afstudeeronderzoek bij Xerox

Onderstaand artikel is ook gepubliceerd in de BEnT-nieuwsbrief van mei 2016.
 
 
Bachelorstudent Noud Pouwels van de Fontys opleiding Technische  Bedrijfskunde, heeft zijn afrondende onderzoek uitgevoerd bij Xerox in Venray. Zijn opdracht was om de Reverse Supply Chain, zeg maar de logistieke retourstromen, te inventariseren en te analyseren. Dat komt erop neer dat hij een analyse moest maken van de totale stroom printers en copiers, die aan het einde van hun economische en technische levensduur zijn gekomen en voorstellen moest doen om de meest geschikte oplossingen te bedenken.
Noud Pouwels(links) in gesprek met TB-docent Hans Idema
 
Je kunt je voorstellen dat printers op de schroothoop terecht komen of in de verbrandingsoven, maar beter is het natuurlijk de apparaten of onderdelen daarvan een tweede leven te geven. Dat gebeurt gelukkig ook. Copiers kennen we in vele soorten en uitvoeringen voor zowel consumenten als voor het bedrijfsleven, van A4 tot A1 formaat en voor thuisgebruik en “high volume”-toepassingen. Xerox heeft een assortiment van wel honderden typen en het mag dan ook geen verbazing heten dat het in Europa jaarlijks om duizenden aantallen gaat die bij klanten opgehaald worden. Soms  worden ze lokaal verwerkt , regionaal opgeslagen in distributiecentra en in andere gevallen gaan ze terug naar de fabriek in Venray.   
Een prachtig bedrijfskundig onderzoek omdat het om juridische aspecten gaat zoals afspraken in de verkoop- of leasecontracten of ook algemene Europese wetgeving met antwoord op de vraag :” wie is verantwoordelijk voor de retourstroom”? Zo kennen we in Europa sinds 2013 de WEEE wetgeving die richtlijnen bevat over inzameling en regulering van elektronisch afval. WEEE staat voor Waste of Electrical and Electronic Equipment.  Consumenten kennen dat ook bij huishoudelijke elektrische apparaten, waar al een afvalverwij-deringsbijdrage wordt gevraagd bij aanschaf van een apparaat in de hoop dat je het apparaat weer inlevert bij de verkoper/producent.
 
Naast juridische gaat het dus ook om milieutechnische aspecten. Xerox draagt in zijn missie en visie ook duurzaamheid uit en streeft ernaar om ook opgenomen te worden in de Dow Jones Sustainability Index voor internationaal beursgenoteerde bedrijven. Daarom wil Xerox met afgedankte printers op een verantwoorde manier omgaan. Refurbishing en remanufacturing is dan een hogere vorm van recycling dan alleen afval scheiden. Op de langere termijn zou je printers willen ontwikkelen vanuit een Cradle to Cradle visie, waarin het apparaat volledig herbruikbaar is zonder verliezen.
Natuurlijk gaat het verder om organisatorische en bedrijfseconomische aspecten. Hoe verhouden zich de vervoers- en bewerkingskosten ten opzichte van eventuele opbrengsten, bij verkoop van gereviseerde tweede handsproducten. Waar ligt het optimum en is dat per type anders?
 Noud heeft zich energiek op al deze vragen gestort en Xerox uiteindelijk een databestand en een tool aangeleverd waarop de reverse supply chainmanager per type al in een vroegtijdig stadium een advies krijgt, wat je het beste met de betreffende printer kunt doen.
Dankzij de resultaten heeft Noud een betrouwbaar inzicht gegeven in alle aantallen (per land) , typen, kosten en gebruiksmogelijkheden. Daarmee zal Xerox in de toekomst zeker veel kosten besparen en ook veel meer opbrengsten genereren, misschien wel miljoenen Euro’s .
Het bedrijfskundige onderzoek om vanuit een helicopterview alle aspecten mee in ogenschouw te nemen en een integrale afweging te maken levert grote voordelen op zo blijkt wel.  Zo konden we donderdag  25 februari weer ruim 20 bachelorstudenten hun diploma uitreiken en kwamen vele boeiende verhalen voorbij. 
   

dinsdag 9 juni 2015

Duurzaam Ondernemen bij Rockwool

 
Onderstaand artikel is ook verschenen in de BEnT-nieuwsbrief no.8 van januari 2016
 
TB-studenten en hun begeleiders voor de ingang Rockwool


Technische Bedrijfskundestudenten bij Rockwool.
Met een groep van zo’n veertig tweede jaars Technische Bedrijfskunde studenten inclusief de docentbegeleiders,  zijn we 9 juni per touringcar naar Roermond gegaan om daar hartelijk ontvangen te worden.  Rockwool Energy & Sustainability  Officer Hans Spronken was onze gastheer die samen met nog een drietal collega’s uitleg gaven over MVO-beleid van Rockwool.  We hebben deze uitnodiging te danken aan een oudere jaars student Technische Bedrijfskunde Jan-Jaap van Noort, die het MVO- of Duurzaamheidsverslag van Rockwool uit 2013 heeft doorgenomen en beoordeeld. Hij deed dat voor het tweede jaars vak Duurzaam Ondernemen (onderdeel van project 7-8). Als dank wilden de MVO-coördinator graag niet alleen onze studenten ontvangen en rondleiden, maar vooral  ook in dialoog gaan over duurzaamheid.

Docentcollega's Hans Idema en Peter Custers in rode stofjas 
Na een onthaal met koffie en kleine Limburgse vlaaitjes kregen we  een presentatie  over de duurzaamheidsaspecten  van Rockwool  en vooral hun natuurlijke product steenwol . Steenwol wordt geproduceerd uit voornamelijk basalt  dat na verhitting tot zo’n 1500 graden Celsius vloeibaar wordt en via een procedé omgezet wordt in vezels en vlokken. Deze vlokken worden na enig persen verwerkt tot de bekende isolatiematten  en geperste dikke dakisolatieplaten.
In de presentatie werd veel aandacht gegeven aan de brandveiligheid van gebouwen en dat het huidige bouwbesluit geen echte stimulans is om gebouwen en huizen veel brandveiliger te maken. Dat zelfde geldt voor verzekeraars van gebouwen.  Een bedrijfsbrand kan een onderneming volledig onderuit halen omdat de verzekeringsvergoeding slechts de gebouwkosten vergoedt maar niet de productie-uitval.
Nadat we allemaal in rode stofjassen gehuld waren kregen we een rondleiding door de fabriek en met name productielijn 7 waar de steenwolmatten en platen geperst werden.

In de demonstratieruimte zagen we alle huidige producten van Rockwool. Behalve isolatiemateriaal  voor muren en daken maken ze ook plafondplaten en zelfs gevelplaten (vergelijkbaar met de Trespa gevelplaten). Een heel assortiment van toepassingen voor in de bouw en isolatie van daken, muren van huizen en in de utiliteitsbouw. Daarnaast bieden ze ook isolatiemateriaal van chemische installaties aan en sinds enige jaren  wordt steenwol ook als bodemvervanger in de substraat-glastuinbouw gebruikt onder de merknaam Grodan.  Deze bodemvervanger heeft als voordeel dat er geen bacteriën en ziektekiemen in zitten en dat het toegevoerde water en eventuele meststoffen rechtstreeks opgenomen worden door de planten.

Testopstelling voor (on-) brandbaarheid steenwol
Voordeel van steenwol is dat het een zeer brandwerend materiaal is dat zelfs bij hoge temperaturen tot 1000 C nog niet gaat branden . We kregen later tijdens een demonstratie te zien hoe een flinke gasbrander wel een kwartier lang gericht was op een steenwollen mat waarin drie thermometers staken. De  temperatuur aan de voorzijde van de brander liep op tot zo’n 450 C maar aan de binnen- en  achterkant bleef het zo’n 20 C .  De uit olie gemaakte kunststof isolatiematerialen zoals PVC, PUR en Polystyreen kunnen daar niet tegenop.

woensdag 3 juni 2015

Bedrijfskunde studenten helpen Fontys met SustainaBUL

Onderstaand artikel is ook verschenen in BEnT-nieuwsbrief no. 8 van januari 2016
 
 
 
Fontys krijgt prijs voor beste nieuwkomer op duurzaamheidslijst.

Om enige vrije studiepunten te "verdienen" hebben twee Technische Bedrijfskunde studenten, te weten Jarno Langevelde en Tom de Haas hun tijd en energie ingezet om ervoor te zorgen dat Fontys mee deed met een nulmeting in het kader van Duurzaamheid. Door de organisatie Studenten  voor Morgen is een uitgebreide vragenlijst, verdeeld over vier rubrieken ontwikkeld. Die lijst met 37 items moest  ingevuld worden door de instituten en/of diensten van Fontys zodat  daaruit hun duurzaamheidsinspanningen en resultaten blijken.  De vier rubrieken of thema’s waren: Bedrijfsvoering (60 punten), Onderwijs (35 punten), Onderzoek (30 punten) en Integrale Benadering (25 punten). Het gaat er natuurlijk om in hoeverre Hogescholen in hun huisvesting, facilitair beheer en  inrichting gericht zijn op duurzaamheidsaspecten.  Het is daarom ook terecht dat bedrijfsvoering de hoogste weegfactor krijgt.  
Van de ongeveer 30 instituten en de verschillende Diensten van Fontys hebben er nog maar weinig de moeite genomen om de lange vragenlijst in te vullen en daarvoor ook bewijsstukken aan te dragen.  Zo heeft bijvoorbeeld Fontys facilitaire dienst en huisvesting wel meegedaan, omdat zij eerder al een duurzaamheidsbeleidsplan hadden opgesteld. Dat geeft het ambitieniveau weer en biedt houvast bij het duurzaam inkopen en onderhandelen met leveranciers en  cateraars. 
 Afhankelijk van de resultaten worden de  universiteiten en hogescholen gerangschikt in de mate waarin ze aan duurzaamheid doen in hun curricula en daarnaast in hun eigen organisatie.

Fontys heeft wel degelijk goede redenen om mee te doen. Zo roept het College van Bestuur al enige jaren dat wij studenten voor de toekomst opleiden. Dan kan het niet anders of duurzaamheid heeft daar een belangrijkste plaats in. We weten het misschien alleen nog niet van elkaar. 
Zo kun je als iconisch duurzaamheidsproject zeker de nieuwe Sporthogeschool van Fontys  noemen. Daar is  in vele opzichten duurzaamheid gerealiseerd door een gebouw te ontwerpen met een relatief laag energieverbruik en veel duurzame materialen(o.a. bamboe).  

                                                                     Foto: Fontys Sporthogeschool

Een instituut dat wel heeft meegedaan met de nulmeting is Fontys Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek. Zij hebben behalve veel onderwijsaandacht voor duurzaam ondernemen en maatschappelijk verantwoord ondernemen in jaar 2 en 4  ook als iconisch project de Black Jaguar Foundation  opgevoerd. Initiatiefnemer en avonturier Ben Valks heeft dit sponsorproject afgelopen jaar op uitnodiging van Bedrijfskundedocent Hans Idema bij studenten en de opleiding geïntroduceerd. Met voldoende sponsoren hoopt men een groot stuk Amazone regenwoud te kunnen redden en zo een 2000 km lange corridor te realiseren als bescherming van het leefgebied van de uiterst zeldzame zwarte jaguar. Niemand is er nog in geslaagd om dit schuwe dier te filmen. Wel zijn er enkele foto's gemaakt met nachtcamera's.  
 
 Na twee maanden van voorbereiding was  vrijdag 29 mei de spannende prijsuitreiking op de Hogeschool van Leiden. Tot verrassing van velen kreeg Fontys daar zelfs meteen een prijs  voor  beste nieuwkomer. Van de 22 deelnemende hoger onderwijsorganisaties zijn de beste 15 op een ranglijst geplaatst. Op de eerste plaats eindigde de Universiteit van Wageningen.  De beste Hogeschool was die van Utrecht, die ook nog een andere bijzondere onderscheiding binnen haalde. Drie jaar op rij wisten zijn de prijs voor het meest  iconische duurzaamheidsproject te behalen. Avans Hogeschool haalde de 5e plaats en verdiende ook het predicaat goud.
De Technische universiteit van Eindhoven deed het slechter dan een jaar eerder en kwam nu op de 10e plaats terecht. Dat is een tegenvaller gezien hun vele mooie bijzondere projecten en activiteiten. Denk aan de “lego” auto Nova met een verbruik van 1:800 . 

Nova: een nieuwe modulaire auto

Verder zijn er bij de TU/e vergevorderde plannen om een volledige 100% elektrische racewagen  te ontwikkelen en heeft men al successen geboekt met de  zuinige familiewagen Stella op zonne-energie etc.    Een tweetal TU/e studenten heeft ook een vlakke lichtgewicht bodemplaat voor de onderkant van auto's ontwikkeld, die tot een 12-14% lager brandstofverbruik leidt. Simpel en  effectief, maar autofabrikanten hebben er nooit aandacht voor gehad..   
Stella familiewagen op zonne-energie
 Afgelopen dinsdagmiddag zijn de projectgroep en verschillende contactpersonen van de deelnemende instituten en diensten van Fontys bij elkaar gekomen waarbij ook voorzitter van College van Bestuur Nienke Meijer aanwezig was. Zij was blij met de eervolle vermelding en hoopt dat dit het begin zal zijn van vele verdere stappen binnen Fontys op duurzaamheidsgebied. In September of misschien rond de Dag van Duurzaamheid (dit jaar 09-10-2015) zal er een Fontysdag georganiseerd worden waar de resultaten en bijzondere projecten op duurzaamheidsgebied gepresenteerd zullen worden.  Een goede suggestie zou zijn om een nieuwe slogan te kiezen: "wij leiden studenten op voor een duurzame toekomst" .

 
Studenten van Morgen hebben zelf ook een prijs gewonnen als het Groentje, een aanmoedigingsprijs voor duurzame initiatieven en toegekend door Trouw, bij de bekendmaking van de duurzame top 100 van 2015