woensdag 7 maart 2018

Cradle to Cradle heeft de toekomst

Begin van de presentatie over Cradle to Cradle in Agnus Deo kerkje in Waalre , 7 maart 2018


Gerrit Bruggeman (linkedin-foto)
 

Afgelopen woensdagavond had ik het bijzondere geluk om in mijn eigen woonplaats Waalre een lezing bij te wonen van een collega bedrijfskundige, die in Waalre woont en zich al een aantal jaren intensief  en op hoog niveau inzet voor Cradle to Cradle. Deze Gerrit Bruggeman blijkt een goede bekende te zijn van Michael Braungart en Bill (William) McDonough. In Nederland adviseert Gerrit veel ondernemingen om deze duurzaamheidsvisie verder uit te dragen. Bruggeman zit in de bestuursraad van C2CPII en is dus verantwoordelijk voor het toekennen van de certificaten (zie ook onderstaande afbeeldingen).

De presentatie begon met een plaatje van IJsland, dat voor de oprichters van C2C een steeds grotere rol is gaan spelen, omdat hier jaarlijks bijeenkomsten worden gehouden. Deze zijn bedoeld om ervaringen uit te wisselen tussen gecertificeerde bedrijven en daarnaast bij te dragen aan "community-vorming". Als je eenmaal gekozen hebt voor C2C dan ga je ook een missie aan om het steeds beter te doen en steeds "integraler" duurzaam te zijn  met leveranciers en afnemers.
Bovendien is IJsland het eerste land dat helemaal draait op duurzame energie en dus zonder fossiele energiebronnen functioneert.  
   Was het zo dat in de beginjaren vooral kleinere, middelgrote en familiebedrijven met C2C aan de slag gingen zoals Ahrend, Desso en  Mosa , nu druppelt het ook door naar grotere ondernemingen. 
Bruggeman heeft momenteel op hoog niveau gesprekken met ondernemingen als Ikea, H&M, DSM en G-star (producent van Jeans).  Daarnaast is het zo dat nu ook het eerste platina-cetrificaat is uitgereikt,  de hoogste score.






Het in 2002 uitgeven boek over C2C

Bruggeman studeerde Bedrijfskunde aan de Nyenrode Business Universiteit en daarna aansluitend een MBA-opleiding aan de  Michigan State University .
 Zijn beroepscarrière begon in de kledingbranche bij de Bijenkorf, daarna bij de ontwikkeling van kledingmerk Mexx en ook nog bij het Duitse kledingbedrijf van Laack. 

Later is Bruggeman als bedrijfsadviseur aan de slag gegaan en de laatste jaren steeds meer vanuit Cradle to Cradle. 
Hij vertelt enthousiast hoe hij nauw betrokken is geweest als ad-interim CEO bij het certificeren van  beddenfabrikant Auping. Dat laatste bedrijf mag zich Koninklijke noemen en heeft als eerste ter wereld een C2C gecertificeerd bed/matras gerealiseerd. Het is een familiebedrijf en was al toekomstgericht en vooral heel degelijk. Nu zijn ze ook nog duurzaam. Koploper zijn betekent soms ook onverwachte verrassingen tegenkomen. Zo kreeg Auping  vanuit de VS van de CEO van de Marriott-hotelketen de vraag of ze niet 140.000 bedden konden leveren. Helaas was dat een maatje te groot, want de jaarproductie van Auping is maar een fractie hiervan. Hieruit blijkt wel dat duurzaamheid en een C2C-keurmerk ook flink meer omzet kan genereren.
In de zaterdagbijlage van de NRC op 17 februari 2024 stond een update over het Nederlandse bedrijf Auping dat in Deventer haar fabriek en hoofdkantoor heeft. De huidige directeur Duurzaamheid is de 42 jarige Mark Groot Wassink en die heeft de meer circulaire matrassen (nog niet boxsprings) verder ontwikkeld. Het belangrijkste verschil is het weglaten van schuim. Daarvoor in de plaats heeft met gekozen voor zuiver polyester, dat weliswaar ook een plastic is, maar in zuivere vorm wel goed te recyclen is, bijna net zo goed als glas namelijk 100%. Op een nieuwe productielijn zouden eind 2024 wel 100.000 duurzame matrassen gemaakt moeten worden. Dat vermogen om matrassen te kunnen recyclen, zonder verlies van kwaliteit is erg belangrijk want momenteel worden elk jaar nog 1,5 miljoen matrassen verbrandt en dat is een grote bron van vervuiling. Een ander element is de lijm die vervangen is , waarvoor ook een polyestervariant is gekozen die na verhitting weer vloeibaar wordt. Dat resulteerde is de matrassen Elysium en Evolve. In het meest luxe matra de Elite zit wel nog wat schuim. Er wordt naar gestreefd om 1 matras per minuut te maken op deze nieuwe productielijn met robotarmen. Alleen de inpakhoes voor de matras is nog wel wegwerpplastic

 Bruggeman is als commissaris ook betrokken geweest bij papierfabriek Van Houtum in Swalmen. Dat leidde ook tot het eerste C2C- gecertificeerde papier.

Het 2e boek dat in 2013 verscheen

Iemand uit de zaal vroeg Gerrit of de spijkerbroek die hij droeg wel duurzaam was, want katoen gebruikt (en vervuilt) erg veel water bij de productie van jeans. De jeans waren echter van het Belgische atelier Notermans en de kleur was verkregen uit mosselen en dus niet van indigo zoals meestal.   

Bruggeman liet ook een boek zien met het logo van Heineken. Dit boek was gemaakt van de bierresten en dus biologisch afval van het brouwproces. Normaal moet Heineken betalen voor de verwerking of afvoer van het afval en nu levert het zelfs een nieuw duurzaam en bruikbaar product op met een meerwaarde.     
Na het verschijnen van het boek Cradle tot Cradle in 2002 is er in Nederland veel aandacht voor geweest door de Tegenlicht documentaire Afval is Voedsel. Dat was een spreekwoordelijke wake-up-call voor bedrijfsleven en overheid. Opeens waren er vele partijen die meteen in zee wilde met het bureau van Braungart (Epea)

De ontwikkeling van het Floriadeconcept  in Venlo in 2012 was er het resultaat  van, het Gemeentehuis van Venlo, net als de kort geleden nieuw  aangelegde ondertunneling en snelweg door het hart van Maastricht (A2). Ook bedrijven wilden meteen ermee aan de slag.
Zo vertelde Bruggeman dat Philips ook een C2C televisie wilde maken die er uiteindelijk ook is gekomen. Het werd de Econova LCD en daarin worden in plaats van ruim 4000 chemicaliën zoals in de meeste tv’s, maar slechts 7 verschillende stoffen gebruikt, die ook niet schadelijk zijn.  In 2010 is deze op de markt gekomen.  Het kan dus gewoon, als je maar de focus erop richt. Het bijzondere van Bruggeman is dat zijn Cradle to Cradle-visie heel diep zit en vanuit een onwrikbare overtuiging komt.
 Dit blijkt ook uit zijn recente publicatie met als titel: "Bewust zijn en duurzaamheid" , dat ook te vinden is op de MVO-website en op zijn Linked In-weblog.
 Bruggeman verwijst ook graag door naar de website https://TGTHR.nl waar je allerlei partners rondom duurzaam ondernemen tegenkomt.
In 2013 is het 2e boek "The Upcycle" van Braungart & McDonough verschenen. Zie ook:

http://fontysduurzaam.blogspot.nl/2013/12/2-mvo-cradle-to-cradle-c2c.html


Bruggeman tijdens zijn lezing met uitleg over eco-efficiënt en eco-effectief.

De Cradle to Cradle- filosofie kent vijf pijlers
1. Material Health
2. Material Re-utilization
3. Renewable energy
4. Water stewardship en
5. Social responsibility  
 
Op al deze gebieden moet je goed scoren om in aanmerking te komen voor een certificaat van C2C.
Welke materialen of chemicaliën je ook gebruikt, ze moeten niet schadelijk zijn voor de gezondheid. Denk aan de reclame van de nieuwe Desso tapijt, die stelt dat dankzij het vloerkleed de binnenlucht gezonder wordt, de "Air Master
Verder moet je ontwerpen volgens de natuur. Dus volledig gesloten natuurlijke òf gesloten technische kringlopen.  Met een mooi woord heet dat ook biomimicry. Zie
http://fontysduurzaam.blogspot.nl/2013/12/3-mvo-biomimicry-of-de-natuur-als.html
Gebruik ook alleen hernieuwbare energie van de zon, wind, water en bodem. Zorg dat natuurlijke resources zoals water, bodem, lucht en milieu gezond en schoon blijven. Ze zijn er ook voor de generaties na ons. Nieuw in het rijtje is sociale, maatschappelijke verantwoordelijkheid. Dat betekent eerlijke "living wages", dus lonen waar je ook "normaal van kunt leven" en  niet alleen in armoede. Veiligheid op arbeidsplek en bij de arbeidsomstandigheden en dus ook geen kinderarbeid.

Als het C2C concept voldoende bekendheid heeft gekregen dan moet het de nieuwe kwaliteitsstandaard worden. In de economie zouden alle bedrijven, processen en producten hieraan moeten voldoen.
 De economie is er niet voor de geldschieters, maar voor alle mensen, nu en in de toekomst, ook al worden dat er 9 miljard op de hele aarde.
 Iedereen verdient een minimum niveau van bestaan. Dat is ook de essentie van mijn boek Solidaire Economie (2017, uitgeverij Nearchus).
http://solidaireeconomieboek.blogspot.nl/2017/08/bespreking-solidaire-economie-op-weblog.html


Hier prijkt de naam van Bruggeman al sinds 5 jaar in de board of Directors.

dinsdag 12 december 2017

Brabantia en Duurzaamheid


Brabantia Ceo Tijn van Elderen (bron: Brabantia website)

In dit internationale familiebedrijf met een lange traditie en vormgegeven door de van Elderens, heeft de jongste telg (5e generatie) Tijn en CEO sinds 2012, vooral ingezet op duurzaamheid. Dat heeft hem in 2017 een belangrijke onderscheiding opgeleverd namelijk de “Entrepreneur of the Year”, een prijs uitgereikt door Ernst & Young, vanwege zijn groene beleid.

Brabantia is een bekend Nederlands bedrijf in huishoudartikelen dat al bestaat sinds 1919 en dus binnenkort het 100-jarig bestaan zal vieren en ooit begon in het plaatsje Aalst ten zuiden van Eindhoven met de productie van melkbussen en kannen. T
Dat assortiment is in de loop der jaren uitgebreid tot een breed pakket van huishoudspullen als opbergbussen, broodtrommels, pedaalemmers, wasdrogers, strijkplanken, blikopeners etc.  Inmiddels zijn ze uitgegroeid tot een mondiaal bedrijf met vestigingen in meer dan 20 landen.
Cradle to Cradle gecertificeerde strijkplanken (bron: website)

 
In de doelstelling van Brabantia staat letterlijk:”Het leven mooier maken met prachtig ontworpen producten die prettig zijn in gebruik en……. met aandacht voor invloed op de mens en de planeet”  Als blijk daarvan heeft Brabantia in 2016 de Dutch Design Award gewonnen. Zo ook hebben ze in 2014 en 2015 de onderscheiding van Best Managed Companies of The Netherlands ontvangen. Om duurzaamheid en milieuzorg te bewaken en te borgen heeft Brabantia ook gekozen voor een kwaliteitssysteem. Zo hebben ze ISO 14001 certificering behaald voor milieuzorg.  

De groene aspiraties zijn ook gebleken door in te zetten op een Cradle to Cradle certificaat voor de productgroep ironing boards (strijkplanken). Het bronzen predicaat is in januari 2016 verleend, door EPEA als certificeringsinstantie. Dat het milieu en de aarde een belangrijk aandachtsgebied is blijkt ook uit het officiële partnerschap met Ocean Clean Up van Bojan Slat, Plastic Whale en het hoofdsponsorschap van het WeForest project. Ze zijn ook sponsor van het Hunger project. Door producten van Brabantia te kopen zoals een droogmolen of droogrek wordt een boom gesponsord om de opwarming van de aarde te temperen. Dat heeft inmiddels geleid tot de mijlpaal van 1 miljoen bomen door WeForest in 2017, terwijl de samenwerking pas dateert van 2015.Met de verkoop van Brabantia-voorraadbussen wordt de training gesponsord van dorpsbewoners in Latijns Amerika, Zuid-Oost Azië en Afrika die bijdragen aan het uitbannen van de honger in 2030.

Brabantia levert ook een bijdrage om het plastic afval in oceanen en in het milieu te verwijderen zoals Bojan Slat met zijn Stichting Ocean Cleanup beoogt en ook het project Plastic Whale.    
In het najaar van 2017 heeft Fontys Technische Bedrijfskunde student Max van Veldhuizen een stageopdracht uitgevoerd bij Brabantia. In het curriculum van deze opleiding wordt ook uitgebreid aandacht besteed aan duurzaamheid en bedrijfsleven met vakken als Duurzaam Ondernemen en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in het 2e en 3e jaar en inmiddels ook de Fontys minor Circulaire Economie.  Door middel van publicaties wordt geprobeerd het bewustzijn bij studenten te wekken voor dit belangrijke onderwerp.
https://www.ed.nl/waalre/docent-ruud-thelosen-uit-waalre-wil-een-economie-met-rechtvaardige-verdeling~a5e72f39/
https://www.ed.nl/extra/ondernemers-omarmen-de-circulaire-economie~a7d2e6a6/

Stagiair Van Veldhuizen heeft voor Brabantia in vijf maanden tijd de transport eco-footprint proberen vast te stellen om deze in de toekomst ook bewust te kunnen verminderen. Hier geldt het bekende bedrijfskunde motto: "Meten is weten". Net zo belangrijk als een financiële boekhouding moet er ook inzicht zijn in het gebruik van milieubelastende activiteiten. Brabantia hanteert daarvoor ook het instrument Milieubarometer als een milieumanagementsysteem.
De aanvoer van grondstoffen en halffabricaten, het onderling beleveren van Brabantia vestigingen en de bevoorrading van winkels vereisen nu eenmaal vervoer met vrachtwagens en bestelbussen. Slimmer organiseren en meer elektrisch vervoer of door middel van duurzaam opgewekte energie kan de uitstoot van CO2 verminderen. 

Medio mei 2019 heeft CEO Tijn van Elderen uit handen van Wim van de Donk , commissaris van de Koning van Noord-Brabant, en burgemeester van Valkenswaard Anton Ederveen een koninklijke onderscheiding ontvangen. Ter ere van het eeuwfeest ontving hij het predicaat "koninklijk" dat het bedrijf voortaan mag voeren. Dit gebeurde in het Evoluon. Het wordt toegekend als blijk van vertrouwen in een onderneming. Een letterlijke Kroon op het werk.    

Update September 2020
De duurzaamheidsambities van Brabantia moet ook tot uiting komen in het nieuwe hoofdkantoor dat in Valkenswaard zal verrijzen in 2021. Op het groene dak sedumplanten en zonnepanelen. Verder een uit hout opgetrokken skeletbouw en verder hergebruikte stenen in de fundering. Het gehele gebouw zou klimaatneutraal moeten worden ontworpen.
Zie onderstaande impressie.


Artist Impression van het nieuw hoofdkantoor van Brabantia dat zal verrijzen op de oude locatie aan de Leenderweg Valkenswaard. © AA Architecten/Gert Jan Kruijning

dinsdag 14 november 2017

Bedrijfskundig onderzoek bij ziekenhuizen.


 
 Fontys Technische Bedrijfskunde deeltijdstudente Nandipha Steglich  heeft afgelopen driekwartjaar een bijzonder bedrijfskundig afstudeeronderzoek uitgevoerd waarbij het onderwerp zeer actueel en maatschappelijk relevant is en zich voor een deel afspeelde in ziekenhuisomgevingen.

Nandipha heeft namelijk voor haar opdrachtgever Philips Innovation Services moeten kijken naar de bestaande behoefte bij ziekenhuizen aan ondersteuning en begeleiding op het gebied van duurzaamheid.

Fontys Technische Bedrijfskunde deeltijdstudente Nandipha Steglich

Niet alleen de overheid maar ook het bedrijfsleven moeten stappen gaan zetten om de afgesproken internationale en Europese klimaatdoelen te behalen in 2020 en 2030. Dat betekent o.a. energiebesparing, vermindering van gebruik grond- en hulpstoffen met name ook gevaarlijke stoffen en vooral vermindering van de schadelijke CO2- uitstoot.
Philips heeft met zijn knowhow van medische apparatuur en processen de kennis in huis om ziekenhuizen hierin  te begeleiden. Ze kunnen metingen uitvoeren, trainingen verzorgen en adviezen geven. Dat externe consultancywerk in de gezondheidszorg is wel een relatief nieuw terrein voor Philips. Zij zijn natuurlijk vooral een bekende speler op het gebied van medische apparatuur variërend van geavanceerde MRI-scans  tot aan piepkleine gehoorapparaten.
Onderzoeksmodel N.Steglich.

 
Philips heeft afstudeerder Nandipha gevraagd de “duurzaamheidsbehoefte” van ziekenhuizen in kaart te brengen. Nandipha heeft dat gedaan op basis van een breed onderzoek onder 11 (van de in totaal 51) Nederlandse ziekenhuizen. Daarbij is gevraagd naar lopende activiteiten en mogelijke plannen op het terrein van duurzaamheid en die zijn uiteindelijk gerangschikt naar mate van duurzaamheidsbewustzijn.
Van alle mogelijke consultancy-activiteiten heeft de afstudeerder uiteindelijk geconcludeerd dat training en opleiding en het  afnemen van een quickscan bij ziekenhuizen de grootste slagingskans hebben. Hiermee kan Philips aan de slag.  
Mooi is ook dat Nandipha zelf al werkzaam is bij Philips en juist op het gebied van duurzaamheid en deze aanbevelingen mogelijk daarom zelf kan gaan waarmaken. 

Nandipha Steglich , helemaal rechts, bij het ondertekenen van haar diploma op 6 maart 2018.

Nu is het diploma pas rechtsgeldig.

Dat dit een interessante markt is bleek eind mei 2018 toen in het ED een artikel verscheen over een door Philips te bouwen ziekenhuis in de hoofdstad van Ethiopië. Het wordt een gespecialiseerd hartcentrum met zeven verdiepingen, in grootte  7200 vierkante meter,  94 kamers voor patiënten en 3 operatiekamers . In 2020 moet het operationeel zijn in Addis Abeba  en Philips gaat het ontwerpen, bouwen in samenwerking met een bouwonderneming. Vervolgens ook inrichten en onderhouden. Zelfs ook het opleiden en trainen van het ziekenhuispersoneel voor de eerste vijf jaar na de start. De kosten van zo'n 40 miljoen zullen grotendeels voor rekening komen van de Ethiopische overheid maar Philips heeft ook een subsidie gekregen uit een fonds van de Rijksdienst voor het ondernemen, speciaal voor het aspect duurzaam ondernemen in het buitenland.
De ingeslagen weg lijkt veelbelovend want ook in Duitsland heeft Philips medio 2018 langlopende contracten afgesloten met een aantal ziekenhuisgroepen in München en Köln. De Duitse markt is vanwege de omvang al zeer interessant, want er zijn bijna twee duizend ziekenhuizen en ook omdat de stand van beeldvormende technologie duidelijk nog wat achter loopt. Het contract in Köln loopt 15 jaar en bedraagt in totaal zo'n negentig miljoen Euro. Daarvoor levert, vervangt, onderhoudt Philips zo'n tweehonderd geavanceerde diagnostische systemen zoals MRI-, CT-, echografie- en röntgenapparatuur. Verder adviseert en schoolt Philips het personeel om de processen rondom en de patiëntenzorg te verbeteren. In München doet Philips iets vergelijkbaars met een contract voor 8 jaar en een waarde van 50 miljoen Euro. Juist in het land waar concurrent Siemens toonaangevend is, heeft Philips een belangrijke stap gezet.  
en  https://welzijnengezondheid.blogspot.com/2016/02/philips-en-een-draagbare-kunstnier.html





maandag 13 maart 2017

Bedrijfskundig onderzoek JSF gevechtsvliegtuig

Fontys Technische Bedrijfskunde  afgestudeerden





JSF of ook wel F-35
 
Heel vaak is het de heimelijke wens van veel kleine jongens om later politieagent, brandweerman of  piloot te worden. Ik weet niet zeker of dat ook een droom was van Gijs Bergkamp een TB-afstudeerder bij Fontys Hogescholen. 
Indien dat zo is dan moet hij geweldig trots zijn geweest  dat een jongensdroom uitkwam, toen hij hoorde dat hij een afstudeeronderzoek ging doen bij de Nederlandse trots, namelijk het mooie Fokker (Elmo) vliegtuigbedrijf  en notabene naar het paradepaardje van de Nederlandse Luchtmacht, de Joint Star Fighter.
De historie van Fokker is ook al sensationeel als een van de eerste luchtvaartbedrijven ter wereld met prachtige elegant zelf ontwikkelde toestellen zoals de Fokker 50, 70 en zelfs 100. Men heeft zelfs een nieuw ontwerp gemaakt van een Fokker 200 (zitplaatsen), maar daar moeten nog financiers voor gevonden worden. In 1996 is Fokker Aircraft failliet gegaan
foto: Arpingston van Fokker 70 in dienst van KLM 
Na jarenlange onderzoeken en verkenningen door luchtmacht en later de politiek heeft men gekozen om niet het Franse en ook niet het Zweedse toestel te nemen als vervanger van de F16 maar de Amerikaanse JSF. Aangezien de ontwikkelkosten steeds hoger werden en het beschikbare budget kleiner zijn de aangeschafte aantallen beperkt  voor Nederland. Uiteindelijk heeft men besloten in totaal 37 toestellen aan te schaffen van dit type JSF of ook wel F-35 van bouwer Lockheed Martin.
Als tegenprestatie heeft Nederland zogenaamde compensatieorders gekregen die door Nederlandse bedrijven worden uitgevoerd. Zo heeft Fokker Elmo de kans gekregen om de kabelbomen van het toestel te maken en niet alleen voor de Nederlandse toestellen. Het mooist zou zijn geweest om de totale eindassemblage van het hele toestel te doen, maar dat gebeurt maar op een plaats in Europa, in Cameri (Italië). De Italianen hadden 90 toestellen besteld en Nederland maar 37 straaljagers. Daar worden dus ook de komende jaren "onze" toestellen afgebouwd. Nederland hoeft echter niet te klagen want behalve de kabelbomen (van neus tot staart) en waar later ook het motoronderhoud plaatsvindt in Woensdrecht, worden motoronderdelen, structuurdelen van de romp en de vleugels gemaakt bij KMWE Aerospace in Eindhoven. Verder in Helmond bij Landing Gear van Fokker wordt de landingshaak gemaakt, in Almelo de systemen voor energie- en klimaatbeheersing en in Hengelo onderdelen voor Radar en koeling. Volgens sommige berekeningen zou het in totaal gaan om 9 miljard Euro (over 30 jaar) . Dat is ruimschoots meer dan de aanschaf van ruim 5 miljard Euro.   
Dit hypermoderne toestel is nu de trots van de Luchtmacht en er wordt al gevlogen in twee testtoestellen boven Nederland.  
Gijs Bergkamp bij de ondertekening van zijn diploma.
 
Gijs heeft  in het hart van dit toestel kunnen kijken, niet in de cockpit helaas, maar wel in het elektrische skelet  van het vliegtuig en dat zijn de  gemaakte complexe kabelbomen. Deze kabels en snoeren zorgen voor de bediening en besturing . Het is als het ware het bloedvaten- of spierstelsel van het vliegtuig.
Deze uit honderden verschillende kleinere en langere kabels die in bundels en met vele schakelaars door het vliegtuig lopen zorgen voor de elektrische verbindingen voor alle vliegtuigsystemen.  Dat moet goed gebeuren en ook op een efficiënte manier. Dat heeft Gijs onderzocht en uiteindelijk voorstellen voor verbeteringen gedaan ,waar Fokker mee vooruit kan. Na Gijs zijn er inmiddels alweer nieuwe TB studenten ingezet dus kennelijk is het goed werk geweest. Daarmee ook gefeliciteerd met het behalen van het bachelorsdiploma .
Gijs Bergkamp, 2e van links, tijdens afstudeertoespraak.
 

  

Bedrijfskundig onderzoek bij MMC in Veldhoven

foto ED van gevel MMC te Veldhoven
 
Fontys student Per-Olav Kloppers van de studierichting Technische Bedrijfskunde heeft  een afstudeeropdracht uitgevoerd bij een bijzondere  organisatie, namelijk een ziekenhuis. In dit geval het Maxima Medisch Centrum in Veldhoven. Dat is natuurlijk geen doorsnee productiebedrijf waar een technisch bedrijfskundige meteen weet wat hij moet doen. Per-Olav kende het ziekenhuis al, omdat hij er eerder vakantiewerk heeft gedaan.

 
Van alle bedrijfskundige processen in dit ziekenhuis heeft de student  gekeken naar het schoonmaakproces, niet het meest sexy, maar wel een essentieel proces. Iedereen weet intussen wel dat in een ziekenhuis meerdere bacteriën  zich kunnen ontwikkelen en dat sommige daarvan resistent zijn geworden en niet meer met antibiotica zijn te bestrijden. Zo heeft bijvoorbeeld de MRSA-bacterie grote gevolgen gehad voor patiënten en de hele ziekenhuisorganisatie. In een ziekenhuis liggen juist zieke en ook hele kwetsbare patiënten, die extra gevoelig zijn en voor wie een besmetting ernstige gevolgen kan hebben.
Het schoonmaken van verpleegafdelingen , het reinigen van bedden en operatiekamers, het steriliseren van medische instrumenten en het ontsmetten van sanitaire ruimtes zijn daarom heel belangrijk.  
Het Maxima Medisch Centrum  heeft enige jaren geleden samen met een landelijk actieve schoonmaakorganisatie een Joint Venture opgericht met de mooie naam Sens !  
Een joint venture is in dit geval een slimme constructie, omdat men dan de schoonmakers niet hoeft in te huren (wat duurder is) en het schoonmaakproces niet helemaal hoeft  uit te besteden aan een specialist. Nu zijn beide organisaties direct betrokken bij de uitvoering en de resultaten.  De eventuele positieve resultaten worden gelijkelijk verdeeld. Wel is het zo dat in de politiek recent is afgesproken dat ziekenhuizen geen winsten mogen uitkeren aan aandeelhouders, al had de VVD dat liever anders gezien. De winsten moeten dus opnieuw geïnvesteerd worden.
Bij deze nog jonge organisatie Sens! werken inmiddels ruim 200 schoonmakers, maar gaat nog niet alles naar behoren. Er worden meer mensen, uren en middelen ingezet dan begroot en afgesproken, om toch de vereiste kwaliteit te kunnen leveren. Na een omvangrijk onderzoek heeft Per-Olav de ernst en mogelijke oorzaken vastgesteld, waarbij een te hoog ziekteverzuim, veel flexwerk en een matige organisatie de hoofdoorzaken zijn. De technisch bedrijfskundige heeft daarvoor een aantal  oplossingen aangedragen, waar Sens en het ziekenhuis mee verder kunnen.
Het eindresultaat was voldoende en daarmee heeft Per-Olav kort geleden op 9 maart 2017 ook het bachelorsdiploma behaald. In een feestelijk versierde zaal van het Evoluon heb ik nog een korte toespraak gehouden. 

Op deze manier kan bedrijfskundig onderzoek voor waardevolle organisatorische verbeteringen zorgen op het gebied van planning, inkoop, logistiek, personeelsmanagement en organisatie , juist ook in de gezondheidszorg.

Alle Fontys afgestudeerden Technische Bedrijfskunde Maart 2017

Per Olav Kloppers , 4e van links, tijdens diploma-uitreiking.




dinsdag 13 september 2016

Internationale Cultuurverschillen belangrijk bij Marel.



International Business

In het 3e jaar krijgen de Deeltijdstudenten van de Fontysbachelor Technische Bedrijfskunde een project 11/12 dat de titel heeft International Business.
Om het project te kunnen uitvoeren moeten de studenten een bedrijf zoeken dat mee wil werken om de internationale dimensies vanuit de verschillende invalshoeken te belichten. Een aantal ondersteunende vakken zoals macro-economics, supply chain management, business ethics, global procurement, new market strategy  en international culture helpen daarbij en leveren met hun taken en opdrachten een bijdrage.

Een groep studenten bestaande uit Wouter Hendrickx, Willem-Jan van Rooij, Hans Sterken en Terence Smits hebben deze opdrachten uitgevoerd voor het bedrijf Marel, dat 4600 werknemers telt en vestigingen heeft in meer dan 30 landen.  Het bedrijf produceert machines en systemen voor de verwerking van pluimvee, vis en vlees en heeft een productie- en servicefaciliteit in Boxmeer.

In de lessen hebben studenten kennisgemaakt met de theorie over organisatiecultuur en het verschijnsel internationale cultuurverschillen op basis van het bedrijfskundige standaardwerk van prof. Geert Hofstede: “Cultural Differences”.




Hofstede heeft op basis van gedegen onderzoek vastgesteld dat landsculturen van elkaar verschillen op een beperkt aantal dimensies. Dat zijn:

- machtsafstand (powerdistance index ),

- individualisme versus collectivisme,

- masculiniteit versus feminimiteit,

- onzekerheidsvermijding (uncertainty avoidance index) en

- lange versus korte termijn oriëntatie.  

Voor ruim 75 landen heeft Hofstede de scores op deze dimensies vastgelegd op basis van resultaten uit vragenlijsten. Daarmee kun je twee of meer landen met elkaar vergelijken en vaststellen waar de verschillen groot zijn en mogelijk voor (culturele) problemen kunnen zorgen. Hofstede noemt een landen- maar ook bedrijfscultuur “een vorm van collectieve mentale programmering die kenmerkend is voor leden van een groep, bedrijf of land.   Het gaat hierbij dus niet om culturele uitingen zoals kleding, folklore, geschiedkundige, klimatologische of geografische verschillen tussen landen. De dimensies zijn van groot belang hoe mensen reageren op gebeurtenissen en in verschillende situaties. Wat vindt men normaal of gewoon en wat is juist abnormaal ?


Deze onderliggende dimensies of waarden, opvattingen en houdingen van mensen zien we terug in concrete situaties van leidinggeven, organiseren, vergaderen, samenwerken en omgangsvormen  binnen bedrijven en organisaties. Studenten moeten leren daarvoor enige gevoeligheid te ontwikkelen en moeten zich inleven hoe het is om in China of Brazilië zaken te doen of dichterbij in België of Duitsland. Ieder mens heeft de neiging vanuit zijn eigen achtergrond en opvoeding te reageren op gebeurtenissen en dat heet met een mooi woord egocentrisme. We moeten echter voorbij vooroordelen & waardeoordelen en proberen juist begrip op te brengen voor deze verschillen. Net zoals verschillen van meningen kunnen bijdragen aan een goede dialoog.

Interessant bij het bedrijf Marel was het gegeven dat zij de 30 landen waarin zij actief zijn en vestigingen hebben, ingedeeld hebben in zes clusters  waarbij heel verschillende landen zijn samengevoegd:

Cluster 1:  Nederland, België, Duitsland en Oekraïne

Cluster 2:  Frankrijk, Zwitserland, Spanje, Chili en Brazilië

Cluster 3:  China, Turkije, Zuid-Korea, Japan en Australië  etc.

Het is niet duidelijk op basis waarvan deze indeling is gemaakt. Misschien op basis van logistieke stromen vanuit bepaalde productie- of distributiecentra, of bepaalde product/marktcombinaties? Bij andere multinationals gebeurt dat vaak op basis van geografische ligging (Noord- en Zuid Amerika) of taalverwantschap (Engels, Spaans, Slavisch, Aziatisch) of wettelijke kaders (EU, VS, BRIC-landen). Het interessante van de visie van Hofstede is dat je een dergelijke indeling juist ook zou kunnen en moeten maken vanuit een visie op culturele verschillen.

De studenten hebben Nederland met vier andere landen, te weten Duitsland, Japan, Saoedi-Arabië en Brazilië vergeleken en de grootste cultuurverschillen eruit gelicht en “vertaald” naar concrete bedrijfssituaties. Voor de verschillende landen zijn ze daarbij te rade gegaan bij medewerkers van Marel die de meeste werkervaring hadden met het betreffende land. In de vorm van een interview zijn concrete gebeurtenissen,  voorvallen en ervaringen besproken.

Daarna hebben de groepsleden ieder individueel voor één land aanbevelingen gegeven hoe je het beste de kloof kunt dichten of een brug kunt slaan over de culturele en bedrijfsverschillen.  Al met al een prima resultaat voor school, maar hopelijk ook voor het bedrijf. Groepslid Terence Smits, die ook zelf werkt bij het bedrijf, zal het rapport aanbieden aan het Management van Marel. Met een dergelijk project ontstaat een win/winsituatie voor studenten en bedrijf.  Niets is zo praktisch als een goede theorie.          

  

 

donderdag 1 september 2016

Besparingen op verpakkingen bij MCB


ing. Daan Wesselink bij de diploma uitreiking

Afstudeeronderzoek naar Verpakkingskosten MCB

Daan Wesselink heeft in het kader van zijn bachelorstudie Technische Bedrijfskunde bij Fontys zijn afstudeeronderzoek uitgevoerd bij MCB in Valkenswaard gedurende de tweede helft van 2015 tot begin 2016.

De Metaal Compagnie Brabant cv, opgericht in 1941 is een groothandel met een assortiment van 25.000 voorraadartikelen in metaalproducten zoals platen, buizen en profielen. MCB kan allerlei afmetingen en kwaliteiten leveren van staal, non-ferro en aluminiumproducten.

Sinds de financiële en later economische crisis vanaf 2008 heeft ook de industrie en vooral ook de bouwbranche ernstig te lijden gehad van een afnemende vraag. Grote toeleveranciers zoals MCB hebben daar ook mee te maken gehad  met uitschieters tot wel 20 % lagere afzet.

De laatste jaren hebben daarom een aantal bedrijfskunde studenten van onze opleiding onderzoek gedaan om te komen tot kostenbesparingen bij MCB. Zo is er onderzoek geweest naar het gevoerde assortiment. Kan dat inkrimpen zonder dat klanten ontevreden worden? Hoe staat het met de opgeslagen voorraden? Zijn die nog allemaal courant? Er is gekeken naar transportroutes, het aantal eigen vrachtauto’s en opleggers en zelfs naar de beladingsgraad van de transportmiddelen.  Kan het efficiënter? Dat heeft geleid tot de nodige aanbevelingen, die ook zijn ingevoerd.

Daan heeft een nieuw onderzoeksgebied gekregen, namelijk verpakkingen en verpakkingskosten. Op het eerste gezicht lijkt dat veel minder relevant, omdat het niet het primaire proces betreft. In het begin werd er door medewerkers dan ook een beetje lacherig over gedaan. Verpakkingen??
In eerste instantie bleek dat er niet veel gegevens werden bijgehouden over verpakkingen. Een bewijs voor het feit dat men het weinig serieus heeft genomen tot nu toe.
Naarmate Daan echter steeds dieper in de materie dook, bleek wel degelijk dat het om grotere bedragen gaat. Alleen al in 2014 ging het om bijna € 7 miljoen aan verpakkingskosten, verdeeld over een derde deel materiaal- en tweederde deel arbeids-kosten. Aan Daan de edele taak om te proberen deze met ongeveer 10% te verminderen en dat zou dan een jaarlijkse besparing betekenen van een half miljoen Euro. Toch echt de moeite waard.   

Bij een afstudeeronderzoek hoort ook een bedrijfskundig onderzoeksmodel. Daan heeft daarbij het SIPOC-model (Sigma 2008) en PBOI als inhoudelijk logistiek model gebruikt. Daarmee kon hij systematisch zijn onderzoek uitvoeren.

Daan heeft geïnventariseerd om welke verpakkingsmaterialen het allemaal ging. Dat bleken vooral houten servicepallets te zijn, karton, papier en folie. Hout zorgt voor tweederde van deze materiaalkosten. Daan heeft vervolgens gezocht naar besparingsmogelijkheden door minder en een terugkerend gebruik van hout en eventuele alternatieven voor hout. Hierbij spelen overwegingen op het gebied van duurzaamheid en minder milieuschade ook een rol. Daarnaast moest er ook gekeken worden naar de functie van verpakkingen? Is het nodig tegen weersinvloeden bij opslag en transport of biedt het bescherming tegen beschadigingen of is het alleen ter versiering en naamsbekendheid?  

Bij de afstudeerpresentatie bleek dat Daan inderdaad goedkopere alternatieven heeft gevonden zoals bretten in plaats van service – en euro-pallets die veel duurder zijn. Daan gaf ook aanbevelingen om pallets intern her-te-gebruiken in plaats van mee te sturen naar de klant.  Voor kunststofplaten vond hij een gelijkwaardig alternatief in de vorm van  goedkoper, vochtwerend karton. Alles bij elkaar voldoende om de doelstelling te halen.

Na presentatie en verdediging van zijn onderzoek heeft Daan de opleiding kunnen afronden en is hij nu een bachelor. Bij MCB is hij ook opgevallen, want toen hij klaar was kreeg hij meteen een baan aangeboden als Sap consultant binnen MCB . Een beter compliment kan je niet krijgen.    

Daan in zijn nieuwe functie bij MCB
     

 
Daan bij de ondertekening van zijn bachelordiploma.